Kinderbijslag, een efficiënt instrument in de strijd tegen kinderarmoede ?
Verslag van de webinar georganiseerd door Bernard Clerfayt, minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met kinderbijslag
In mei 2021 publiceerde het Planbureau een studie die de effecten analyseert van de gewestelijke hervormingen van de kinderbijslag met bijzondere aandacht voor het gesimuleerde armoederisico van gezinnen met kinderen. Ter gelegenheid van dit webinar focust Hendrik Nevejan, co-auteur van deze studie, op de Brusselse hervorming.
Mevrouw Stania Deecken, leidend ambtenaar van Iriscare, gaf voor wat haar betreft, alle uitleg over de implementatie, het beheer en de controle van het nieuwe Brusselse systeem voor de toekenning van de kinderbijslag.
Minister Bernard Clerfayt leidde dit webinar in met zijn Nederlandstalige ambtgenoot met wie hij deze bevoegdheid deelt, minister Sven Gatz.
“Beter strijden tegen kinderarmoede is een Brusselse trots.”
“Het risico op kinderarmoede is geen willekeurig gekozen onderwerp. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het risico op kinderarmoede twee keer zo groot als in België”, merkt minister Bernard Clerfayt op.
De minister roept de institutionele context op van de hervorming van het stelsel van kinderbijslag. Dit jaar is het de honderdste verjaardag van de kinderbijslag in België. Deze bevoegdheid werd overgedragen aan de Gewesten in het kader van de 6de Staatshervorming, en in 2014 werd het Brussels Gewest volledig bevoegd en ontving het een dotatie.
In deze nieuwe context heeft elk Gewest zijn regels kunnen aanpassen aan zijn realiteit. Op 1 februari 2020 werd het nieuwe Brusselse systeem ingevoerd. In het Brusselse systeem van kinderbijslagen zijn er sociale toeslagen. Deze vertegenwoordigen een kwart van het budget. Beter strijden tegen kinderarmoede is een Brusselse trots. Dit systeem draagt bij tot het verminderen van het risico op kinderarmoede in Brussel, in het bijzonder voor eenoudergezinnen.
De minister herinnerde eraan dat hij deze bevoegdheid beheert met zijn collega Sven Gatz die ook werd uitgenodigd voor dit seminarie en eveneens het woord kreeg.
Presentatie van het onderzoek van het Planbureau naar de effecten van de hervorming van het kinderbijslagstelsel in de strijd tegen kinderarmoede door Hendrik Nevejan - (samenvattend verslag van de presentatie)
Bij het analyseren van de impact van de hervormingen van de kinderbijslag zijn we geïnteresseerd in de effecten op de uitgaven en het beschikbare inkomen van gezinnen met kind(eren). Onze analyse heeft betrekking op de verwachte en directe effecten van de hervormingen. We houden dus geen rekening met de geïnduceerde effecten. Deze analyse helpt om politieke keuzes in perspectief te plaatsen. Er zij aan herinnerd dat gezinsbijslagen worden gekenmerkt door een dubbele doelstelling. Enerzijds kunnen deze toelagen worden gezien als een financiële bijdrage in de kosten van de opvoeding van kinderen die leidt tot een horizontale herverdeling tussen gezinnen met en zonder kinderen. Anderzijds beogen de gezinsbijslagen ook een verticale herverdeling door extra steun te verlenen aan kwetsbare gezinnen. In dit kader onderscheiden we in onze impactanalyse de universele component van de kinderbijslag, toegankelijk voor alle gezinnen, en de selectieve component die enkel toegankelijk is voor gezinnen die voldoen aan voorwaarden die verband houden met inkomen, of met het sociaal-professionele statuut van de ouders.
De vraag naar het niveau of de balans tussen deze twee componenten is een politieke keuze, bijvoorbeeld in een context waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestrijding van kinderarmoede. De vraag is: in hoeverre moet de uitkering van de kinderbijslag gaan naar gezinnen die het meeste risico lopen?
De resultaten van deze grafiek bevestigen het belang van kinderbijslag in de strijd tegen armoede. De linker grafiek toont het gesimuleerde armoederisicopercentage voor een gezin met kinderen vóór de hervorming. Dit percentage vertegenwoordigt de verhouding personen dat in een gezin met kinderen leeft en zich onder de armoedegrens bevindt. Voor Brussel zien we dat dit percentage daalt van 39% naar 27,8% dankzij de hervorming van de kinderbijslag, een verlaging van meer dan een kwart. Toch blijft het risicopercentage vrij hoog. De grafiek hiernaast geeft ons een decompositie van de impact van de kinderbijslag tussen het universele en het selectieve deel van de toelage. We zien dat de selectieve component bijdraagt aan de daling van het risicopercentage.
We vinden meer details in de bovenstaande tabel. Deze tabel geeft de impact weer van de kinderbijslag op het risicopercentage dat gesimuleerd is volgens enkele gedefinieerde kenmerken: het aantal kinderen, de samenstelling van het gezin, de gemiddelde leeftijd van de kinderen. We zien dat grote gezinnen het meest kwetsbaar zijn, maar zonder kinderbijslag zou dat nog meer het geval zijn. Als we kijken naar de categorie gezinnen met vier of meer kinderen, zien we een vermindering van 27,2% op een armoedecijfer vóór kinderbijslag van 68%. Afhankelijk van de gezinssamenstelling hebben we dezelfde observatie, namelijk dat eenoudergezinnen het meest kwetsbaar zijn, maar des te meer zonder kinderbijslag, aangezien ze toegang hebben tot sociale toeslagen zonder voorwaarden met betrekking tot hun sociaal-professioneel statuut.
Situatie na de hervorming
We komen nu bij de hoofdvraag van deze presentatie: wat is de verwachte impact van de hervorming? Een makkelijke vraag die minder gemakkelijk te beantwoorden is aangezien de nieuwe regels verschillen voor kinderen die geboren zijn voor en na de inwerkingtreding. Dit is de reden waarom we in onze analyse hebben besloten om de risicopercentages van beide scenario's te berekenen. Ten eerste, reeds bestaande gezinnen met de toepassing van de nieuwe regels: alle kinderen worden behandeld alsof ze zijn geboren vóór de hervorming. Ten tweede, het nieuwe gezinnenscenario, met de toepassing van de nieuwe regels, waarbij alle kinderen worden behandeld alsof ze na de hervorming zijn geboren. Elk jaar is er een instroom van kinderen geboren na de hervorming en een uitstroom van kinderen geboren vóór de hervorming. Daarnaast zijn er 'gemengde' gezinnen met kinderen die voor en na de hervorming zijn geboren.
De twee scenario's geven het einde en het begin aan van dit transitieproces van een bepaalde populatie.
Bovenstaande grafiek toont de impact van kinderbijslag op het gecumuleerde armoederisicopercentage van een gezin met kind(eren) na de hervorming. In het scenario van bestaande gezinnen zien we een stijging van 11,2% van deze impact in vergelijking met de situatie vóór de hervorming. In het scenario van de nieuwe gezinnen krijgen we hetzelfde resultaat en bovendien stellen we vast dat de selectieve component drie keer zwaarder weegt dan de situatie vóór de hervorming. De politieke keuze om de selectieve component van de kinderbijslag te versterken komt duidelijk naar voren.
We zien een daling van het risicopercentage voor alle betrokken gezinnen. Deze daling is vooral merkbaar bij gezinnen met drie kinderen en gezinnen met jonge kinderen. Over het algemeen blijft het risicopercentage echter zorgwekkend.
Gedachtenwisseling naar aanleiding van de uiteenzetting van Hendrik Nevejan van het Planbureau
Bernard Clerfayt merkt op dat kinderbijslag inderdaad een effectief instrument is. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt deze efficiëntie nog versterkt, zonder echter het enige instrument te zijn in de strijd tegen kinderarmoede. De keuze om meer belang te hechten aan het selectieve deel, aan de sociale toeslagen, maakt het mogelijk om grote, kwetsbare gezinnen te bereiken. De minister merkt echter op dat "het feit blijft dat het beste instrument een betere toegang voor ouders tot de arbeidsmarkt blijft".
Mevrouw Deecken benadrukt op haar beurt het belang van onderwijs. Het is belangrijk dat ouders zelf toegang hebben tot opleiding en hun kinderen kunnen ondersteunen bij hun studie.
Minister Bernard Clerfayt geeft aan dat de toegang tot werk op de arbeidsmarkt een steeds hoger opleidingsniveau vereist. Er zijn 90.000 mensen geregistreerd als werkzoekende bij Actiris en tweederde van hen heeft een diploma lager dan de middelbare school. “Het is onze taak om mensen te begeleiden naar kwalificerende opleidingen die kunnen leiden naar werk. Dit zijn korte of middellange opleidingen. Taalvaardigheid is ook belangrijk omdat een groot deel van de Brusselaars uit het buitenland komt en niet altijd kennis heeft van één of twee landstalen. 16% van de bij Actiris ingeschreven personen heeft onvoldoende kennis van de taal waarin hun dossier wordt beheerd. In bijna de helft van de vacatures staan volgens de minister specifieke taaleisen. In 80% van de gevallen vragen we om de andere landstaal te kennen. In 40% van de gevallen is kennis van het Engels vereist. "
Hoe kwetsbare gezinnen bereiken ?
Stania Deecken licht de regelgevende rol van Iriscare toe. "We vragen dat de gezinsbijslagfondsen fysiek beschikbaar zijn voor de gezinnen, dat wil zeggen dat er voldoende loketten toegankelijk moeten zijn zodat mensen hun dossier kunnen komen toelichten. Wij zorgen ervoor dat de dienstverlening echt dichtbij bij de burger staat, dit is de voorwaarde opdat hen hulp wordt verleend."
We moeten bedenken dat er altijd twee jaar achterstand is. We moeten de rechten op sociale toeslagen in 2020 dus verifiëren met de aanslagbiljetten die in 2022 beschikbaar zullen zijn. Om dit te verhelpen, vooral voor alle gezinnen die gedurende zes maanden een leefloon genieten, worden de rechten automatisch toegekend door alle kinderbijslagfondsen.
We hebben ook vastgesteld dat een groot aantal kinderen in het Brussels Gewest nog geen kinderbijslag genieten. Ons doel is ook om ervoor te zorgen dat kinderen die in aanmerking komen voor een uitkering deze ook daadwerkelijk krijgen. Wij nemen dan contact op met de ouders.
IrisCare organiseert informatiesessies in instellingen voor sociale steun, de gezondheidssector en de vrijwilligerssector om uitleg te geven over het nieuwe systeem voor de berekening van de kinderbijslag. "
Hoe het system verbeteren?
Bernard Clerfayt haalt de stevige fundamenten van het Brusselse systeem aan. "We kennen de doelgroepen die het risico lopen op armoede en de studie van het Planbureau geeft aan dat de keuzes die in het Brussels Gewest worden gemaakt om sociale toeslagen bovenop het basisbedrag van kinderbijslag toe te kennen, terecht zijn."
"De vraag is natuurlijk", vervolgt de minister, "of we de bedragen van deze toeslagen kunnen verhogen. Dat is een budgettaire keuze, het hangt af van het vermogen van het Gewest om de begrotingspost voor kinderbijslag te verhogen. Er werd al een bijkomende inspanning geleverd met betrekking tot de federale dotatie voor de financiering van sociale toeslagen. Gelet op de toestand van de overheidsfinanciën in het Brussels Gewest, zal de prioriteit evenwel vooral liggen bij het vermijden van besparingen op de kinderbijslag."
Hoe is de verdeling van de dotatie onder de kinderbijslagfondsen en wat zijn de onderlinge verschillen?
Stania Deecken legt uit dat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een publiek kinderbijslagfonds is, Famiris, dat deel uitmaakt van IrisCare. “Bovendien heeft het Gewest vier particuliere fondsen erkend. Onder het oude federale systeem waren er nog 11 particuliere fondsen, dus dit is een belangrijke stap in de rationalisatie. De wetgeving wordt door alle fondsen op dezelfde manier toegepast. De fondsen worden voor de dienstverlening gefinancierd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) via IrisCare. Deze financiering is evenredig aan het aantal beheerde dossiers. De vijf kinderbijslagfondsen zijn onderworpen aan een kwaliteitscontrole van de dienstverlening. Afhankelijk van de criteria die met hen zijn vastgelegd, kan er een sanctie worden opgelegd die bestaat uit een vermindering van de administratiekosten in geval van niet-naleving. Er is dus een responsabilisering van de fondsen in het kader van de toepassing van de wetgeving."
Is het mogelijk om, met hetzelfde budget, meer gewicht te geven aan arme gezinnen?
Bernard Clerfayt wijst erop dat het een politieke keuze is om het universele aandeel te verminderen en het selectieve aandeel te verhogen. De huidige keuze is die van het parlement aan het einde van de vorige legislatuur. De universele regeling, dat wil zeggen de toeslag die elk kind ontvangt, ongeacht het inkomen van de ouders, is het basisbedrag. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het basisbedrag lager dan in Wallonië en Vlaanderen. We hebben reeds de keuze gemaakt om een groter deel van het budget toe te kennen aan de meest kwetsbare gezinnen (het selectieve deel van de toelage vertegenwoordigt in het Brussels Gewest een kwart van het toegewezen budget).
Stania Deecken voegt eraan toe dat in het Brussels Gewest het effect van de hervorming onmiddellijk merkbaar was. "Mensen die in het nieuwe systeem extra kinderbijslag konden krijgen, hebben er direct recht op gekregen." Dit is een groot verschil met de andere twee gewesten waar mensen die al kinderbijslag hadden, in het oude systeem zijn gebleven. “Gezinnen die onder het oude systeem hogere toeslagen hadden, hebben hun toeslagen behouden. Er waren dus geen verliezers bij de overgang van het ene systeem naar het andere. "
Bernard Clerfayt wijst erop dat er weinig problemen waren in de overgang van het ene systeem naar het andere, noch onderbrekingen in de betaling van de kinderbijslag aan gezinnen, afgezien van enkele incidentele problemen, vooral in de betrekkingen met de banken.
De leeftijd voor de toekenning van kinderbijslag verhogen voor arme kinderen? Hoe wordt de leeftijdsgrens bepaald?
Stania Deecken merkt op dat de leeftijdsgrens is vastgesteld op 25 zolang de jongere nog op school zit of als werkzoekende is ingeschreven. Dezelfde limieten werden toegepast zoals bij het systeem dat beheerd werd door de federale overheid.
Ook interessant voor u: